Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En mijn [2]beker, den zilveren beker, zult gij leggen in den mond van den zak des [3]kleinsten, [4]met het geld van zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord, hetwelk hij gesproken had. 2. Dit schijnt een beker geweest te zijn, hoog, ruim en diep, en van grote waarde, hebbende zijn naam van de rondte en hoogte. 3. Te weten, van Benjamin. 4. Dat is, wat hij om spijs te kopen medegebracht had.